Schommelen? Ja, een pleidooi om meer te schommelen.
Door de toegenomen veiligheidseisen zie ik steeds minder schommels bij speelzalen en dat vind ik erg jammer. Want wie kent niet dat fantastische gevoel van het schommelen, hoog in de lucht, je haren wapperen en het lijkt wel of je vliegt!
Maar er is meer: je kent ze vast wel, dat ene kindje dat liever niet aangeraakt wil worden, alleen bepaalde kleren wil dragen die los en zacht zijn en aarzelend is ten opzichte van bepaalde knutselactiviteiten.
Bij deze kinderen waarschuwt het tast-en spiergevoel te snel, ze denken te snel dat het "gevaarlijk" is.
Maar er zijn ook kinderen die te weinig waarschuwing voelen, die "blind"overal op af stappen/induiken en geen gevaar kennen.
Bij beide voorbeelden is er geen evenwicht, de sensorische informatieverwerking is niet goed ontwikkeld.
Deze sensorische informatie verzamelen we met onze zintuigen, waarbij naast kijken, luisteren en proeven, het voelen, het aangeraakt worden, het bewogen worden en het voelen in welke houding je je bevindt een belangrijke plaats heeft. De huid, het evenwichtsorgaan en de spieren spelen hierbij een belangrijke rol.
En die moeten zich stapje voor stapje ontwikkelen. Een baby gaat niet meteen lopen, maar eerst rollen, kruipen en daarna lopen, rennen, springen, huppelen enz. Het lichaam heeft (gelukkig) een geheugen, dus elke keer kun je een stapje verder gaan.
Maar dan moet je als kind wel de kans krijgen om veel te bewegen. Lopen en rennen lukt meestal nog wel, maar ik ben elke keer weer verbaasd dat peuters niet willen dat ik ze op kop hou. Veel peuters zijn dat niet gewend. Een favoriete activiteit vind ik ook het balanceren van de peuter op mijn bovenbenen. Ook hier zie je enorme verschillende reacties bij peuters.
De basis om "je lekker in je vel te voelen" ligt in de aanraking- en bewegingsmogelijkheden die het kind krijgt en ik vind die mogelijkheden vaak te kort schieten.
Wat kunnen we doen?
Mogelijkheden scheppen om elke dag te
*balanceren
*zwaaien/schommelen
*spelen met zand/modder/zware stenen of boomstammetjes (en niet alleen tijdens de landelijke modderdag)
*stoeien/kietelen
*springen
Gun het kind een uitgebalanceerde start!!
een paar praktische tips:
Balanceren: teken buiten op de stoep met stoepkrijt een lange lijn en vertel dat het een koorddansdraad is.(of doe het binnen met schilderstape-wel op tijd weghalen, anders blijft het plakken)
Grijp alles aan om de kinderen te laten balanceren: op een bank, op je bovenbenen, op een randje, op een boomstammetje enz enz
Zwaaien/schommelen: Als er geen schommel is, probeer dan een touw zo te bevestigen dat er aan gezwaaid kan worden.
Het is ook heel fijn om gewiegd te worden: 2 leidsters houden een doek stevig vast en een kind op het doek kan zo heerlijk gewiegd worden.
Schaf een hangmat aan. Die zijn echt niet zo duur.
donderdag 13 maart 2014
maandag 3 februari 2014
Praten,praten,praten
In de wachtkamer van de huisarts komt een moeder met haar zoontje binnen. Ik schat dat hij 4 jaar is. Moeder gaat aan tafel zitten en het jongetje stort zich meteen op de duplo die voor de kinderen klaarstaat. Het is een beetje een sneu jongetje, niet erg leuk om te zien, een beetje te dik en hij is motorisch niet al te handig. Dat kan ook komen omdat hij een hele strakke spijkerbroek draagt en een hele dikke winterjas. Ik wil graag zeggen dat hij z'n jas wel uit mag doen, maar ik hou me in.
Het kind speelt enthousiast en roept steeds naar z'n moeder: "Kijk". Moeder kijkt wat afwezig naar hem en zegt: "Mooi". Dit herhaalt zich tot ze bij de arts worden geroepen.
Er kunnen natuurlijk allerlei redenen zijn waarom er op dat moment weinig interactie is tussen de moeder en het kind, maar ik ben bang dat het geen uitzondering was. Het kind nam genoegen met de korte reactie van de moeder- hij was blijkbaar niet anders gewend.
Wat zou het een verschil maken als er meer met een kind gepraat wordt. Vandaag las ik weer dat het zo belangrijk is om al tegen een pasgeboren baby te praten en wel op de manier die veel mensen vanzelf doen: hoge toon, bepaalde klinkers benadrukken, een beetje zangerig, onzin woorden als "oetsiekoetsie. Vertel een baby, dreumes, peuter wat je aan het doen bent, wat je samen gaat doen, wat je ziet. Zorg dat er interactie is tussen jou en het kind en "vertaal" dit. "Nu ga ik jouw luier verschonen, krrrk de plakkers los, nou eens even kijken welke verrassing er is, oh wat heb je een leuk hemd aan, ja, met stipjes enz enz
En ja, praat één op één met je kind, praat liefdevol in de taal van je hart, praat Nederlands, Turks, Dari, Luganda of welke andere taal of dialect dan ook. Als het kind een rijke taal heeft geleerd zal het daarna ook in het Nederlands weten dat niet alle bloemen "bloem" heten.
zondag 5 januari 2014
2014 begin ik met Jongens
In de Volkskrant bijlage Vonk van 4 januari staat het artikel "Je bent toch geen meisje?" Een aanrader voor iedereen denk ik.
Al een hele tijd puzzelt het mij dat er zoveel verhalen zijn over jongens die vastlopen op de middelbare school of net daarna. Oa Angela Crott schreef er een boek over: Jongens zijn 't: van Pietje Bell tot probleemgeval. Zij stelt dat de maatschappij zo is vervrouwelijkt dat er voor jongens geen plaats meer is. Denk aan alle vrouwelijke opvoeders in hun leven:kinderdagverblijven en basisschoolleerkrachten. Ik heb het boek niet gelezen, want ik dacht dat het een bevestiging was voor het idee dat ik al heb: alle nadruk ligt op de meisjes die rustiger, leergieriger en socialer zijn. Jongetjes zijn druk en lastig en krijgen veel negatieve reacties. Dat is natuurlijk niet fijn.
Ik probeerde dan ook om "jongetjesgedrag" op zijn waarde te schatten en er ruimte voor te maken.
MAAR volgens Asha ten Broeke ligt het toch anders.
Het is complex en beter is het om het hele artikel te lezen, maar wat ik lees en wat ik ook heel erg herken is de ongeschreven regel: jongens mogen geen mietje zijn. Kijk bv naar het speelgoed dat wordt aangeboden voor jongens. (Alleen al het feit dat bij sommige speelgoedwinkels weer een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen jongens- en meisjesspeelgoed is tekenend) Voor jongens zijn er weerzinwekkende stoere figuren, die geweld uitstralen en boos kijken. Het speelgoed dat op verzorging/knuffelen is gericht ligt bij de meisjes en is roze. Het mannelijke playmobil figuurtje dat bij een hotel werkt heeft een roze jasje aan. Dat is duidelijk geen stoer beroep.
Er wordt een tegenstrijdige boodschap gegeven aan jongens: jullie moeten gaan voldoen aan het stereotype Stoere Echte Man type, maar als je druk en lawaaiig (stoer) bent in de groep of in de klas dan word je daar sneller voor gestraft dan een meisje.
Invloeden van bv de media spelen hierbij een hele grote rol. Maar daarover een andere keer.
dinsdag 12 november 2013
anno nu
Want hoe anders is het nu anno 2013 om een jong kind te zijn.
Neem een willekeurig 3-jarig meisje. Ik noem haar Naïda. Zij gaat 5 ochtenden per week naar een VVE speelzaal, omdat thuis geen Nederlands wordt gesproken (of Engels, want dat is blijkbaar geen bedreiging voor de taalontwikkeling). Voor Naïda dreigt een taalachterstand. Over dit gegeven is al heel veel te zeggen. Het begrip taalachterstand wordt nogal willekeurig gebruikt naar mijn idee en wanneer een kind van 3 jaar een prima ontwikkeling doormaakt in haar moedertaal, wie zijn wij dan om haar zo te labellen? Maar goed, hier ga ik nu niet verder op in. Het komt later in andere blogs ongetwijfeld nog terug.
Naïda gaat dus 5 ochtenden samen met nog 15 peuters naar de speelzaal. Daar werken 3 leidsters en meestal nog stagiaires. Een drukte van belang dus. Er is een vast programma, wat concreet betekent dat de kinderen tussen 9 en 11 uur (of iets langer) ongeveer een half uur vrij mogen spelen. De rest van de tijd zitten ze in de kring of aan tafel of doen een opdrachtje.
Naïda kan niet zelf kiezen of ze buiten of binnen speelt. Dit moet met de groep: of iedereen speelt binnen of iedereen speelt buiten. Een praktische overweging van de leidsters.
Naïda moet na de begroetingskring, die soms wel een half uur duurt, in een ander groepje een "plannetje" maken. Stel het even voor: een peuter van 3 zit aan een tafel en moet bedenken waar ze wil gaan spelen, wat ze wil spelen en ook nog hoe ze wil spelen ("wat ga je dan maken in de keuken?") Een cognitieve taak waar veel adolescenten grote moeite mee hebben. Ik betwijfel zeer of peuters dit zouden moeten kunnen.
Gelukkig zijn peuters slim genoeg om al snel te weten met welke antwoorden de leidsters tevreden zijn: in de keuken wordt altijd taart of pannenkoek gemaakt, in de bouwhoek speel je met de auto's of de trein en dan mag je EINDELIJK spelen. Wel snel zijn, want voor je het weet klinkt er weer een liedje en moet je opruimen.
Waar ik moeite mee heb is de beperking van de keuzes van het kind. Het moet erg veel meedoen met de groep. Is dit wat we kinderen willen leren? Doe mee met de groep. Pas je aan. Ook al als je 3 bent? Het kind is net in een fase waarin de eigen identiteit ontdekt gaat worden !
Mijn nichtje was 3 in de 70-er jaren. Kunnen we iets van die positieve geest en het geloof in het individu weer nieuw leven inblazen voor onze opvoeding? Op de woonbeurs in Amsterdam, een paar weken gelden, waren de 70-er jaren volop aanwezig, dus wie weet...
Neem een willekeurig 3-jarig meisje. Ik noem haar Naïda. Zij gaat 5 ochtenden per week naar een VVE speelzaal, omdat thuis geen Nederlands wordt gesproken (of Engels, want dat is blijkbaar geen bedreiging voor de taalontwikkeling). Voor Naïda dreigt een taalachterstand. Over dit gegeven is al heel veel te zeggen. Het begrip taalachterstand wordt nogal willekeurig gebruikt naar mijn idee en wanneer een kind van 3 jaar een prima ontwikkeling doormaakt in haar moedertaal, wie zijn wij dan om haar zo te labellen? Maar goed, hier ga ik nu niet verder op in. Het komt later in andere blogs ongetwijfeld nog terug.
Naïda gaat dus 5 ochtenden samen met nog 15 peuters naar de speelzaal. Daar werken 3 leidsters en meestal nog stagiaires. Een drukte van belang dus. Er is een vast programma, wat concreet betekent dat de kinderen tussen 9 en 11 uur (of iets langer) ongeveer een half uur vrij mogen spelen. De rest van de tijd zitten ze in de kring of aan tafel of doen een opdrachtje.
Naïda kan niet zelf kiezen of ze buiten of binnen speelt. Dit moet met de groep: of iedereen speelt binnen of iedereen speelt buiten. Een praktische overweging van de leidsters.
Naïda moet na de begroetingskring, die soms wel een half uur duurt, in een ander groepje een "plannetje" maken. Stel het even voor: een peuter van 3 zit aan een tafel en moet bedenken waar ze wil gaan spelen, wat ze wil spelen en ook nog hoe ze wil spelen ("wat ga je dan maken in de keuken?") Een cognitieve taak waar veel adolescenten grote moeite mee hebben. Ik betwijfel zeer of peuters dit zouden moeten kunnen.
Gelukkig zijn peuters slim genoeg om al snel te weten met welke antwoorden de leidsters tevreden zijn: in de keuken wordt altijd taart of pannenkoek gemaakt, in de bouwhoek speel je met de auto's of de trein en dan mag je EINDELIJK spelen. Wel snel zijn, want voor je het weet klinkt er weer een liedje en moet je opruimen.
Waar ik moeite mee heb is de beperking van de keuzes van het kind. Het moet erg veel meedoen met de groep. Is dit wat we kinderen willen leren? Doe mee met de groep. Pas je aan. Ook al als je 3 bent? Het kind is net in een fase waarin de eigen identiteit ontdekt gaat worden !
Mijn nichtje was 3 in de 70-er jaren. Kunnen we iets van die positieve geest en het geloof in het individu weer nieuw leven inblazen voor onze opvoeding? Op de woonbeurs in Amsterdam, een paar weken gelden, waren de 70-er jaren volop aanwezig, dus wie weet...
donderdag 24 oktober 2013
tante
Het jonge kind
Drie weken voor mijn tiende verjaardag werd ik tante en ik
denk dat toen mijn fascinatie voor het jonge kind is begonnen. Ze was een mooie
baby met diep blauwe ogen en pikzwarte lange wimpers. Ze maakte geluidjes,
lachte en vooral: ze kon me ernstig en diep in de ogen kijken. Dit was geen
kind dat nog maar net op de wereld was, nee, het leek alsof er al van alles in
die ogen te lezen was.
Als tweejarige was ze zeer serieus bezig met onzichtbare
lieveheersbeestjes en o wee als ik zomaar ergens ging zitten! Daar zat juist
een lieveheersbeestje!
Ze had haar eigen kijk op de wereld en haar teleurstelling
was dan ook groot toen we samen naar de buurtsuper Bosman gingen : waar was nou
het bosmannetje?? Ze leefde in haar eigen kinderwereld, een wereld die er heel
anders uitzag dan mijn wereld, maar waar ik met plezier af en toe een kijkje
mocht nemen.
Het mooiste was, zeg ik nu achteraf, dat er maar weinig
inbreuk werd gedaan op haar wereld. Natuurlijk moest ze op tijd eten en slapen,
maar ze mocht vooral doen wat een kind wil doen: ontdekken, betekenis geven,
vallen, opstaan, bang zijn, wegdromen, verwonderen, eigenlijk alles waar ze op
dat moment aan toe was. En dit alles samen met de kinderen uit haar buurt.
Hoe anders is het nu anno 2013 en wat zou er gedaan kunnen worden
om kinderen weer meer kind te laten zijn? Wat dat is waar ik voor pleit:
laat
kinderen kind zijn.
Abonneren op:
Posts (Atom)